De vrome wens van een vereenvoudigde en betere regelgeving
Europa slaagt er sinds het begin van deze eeuw niet meer in om gelijke tred te houden met de groeicijfers van andere economische grootmachten. Vanuit die vaststelling is het oude continent op zoek naar gepaste maatregelen om de economische groei nieuw leven in te blazen en de Europese welvaart veilig te stellen.
Een van de voorgestelde maatregelen om Europa op het juiste spoor te brengen, uit het rapport-Draghi van 2024, is het dringend vereenvoudigen van de regelgeving. Europese wetgeving is immers complex, niet homogeen en wijzigt veel te vaak. Rapporteringsverplichtingen die bedrijven handenvol geld kosten zonder aangetoonde meerwaarde zouden met minstens 25% moeten verminderd worden en voor de KMO’s zelfs gehalveerd. Daarnaast zouden rapporteringen meer geüniformeerd moeten worden en beter op elkaar worden afgestemd.
Het antwoord van de Europese Commissie liet niet lang op zich wachten. In zowel haar Competitiviteitskompas als haar werkprogramma voor 2025 staat de vereenvoudiging van regelgeving hoog op de agenda, samen met de oprichting van een eengemaakte Savings en Investment Union die de economie meer zuurstof moet geven. Om de daad bij het woord te voegen heeft de Europese Commissie een eerste belangrijke stap gezet met de Omnibusverordening. Die vereenvoudigt aanzienlijk de inhoud en reikwijdte van de duurzaamheidsrapporteringen.
De vraag stelt zich evenwel of de Europese Commissie veel verder zal geraken dan dit. De realiteit op het terrein doet voorlopig vermoeden dat er heel wat meer overtuigingskracht zal nodig zijn om alle betrokken instanties mee te krijgen in dit verhaal.
In de verzekeringssector is daar voorlopig alvast nog weinig van te merken. Getuige de vele initiatieven die door de Europese Commissie en Europese toezichthouders sinds januari van dit jaar zijn genomen.
Zo stellen we vast dat de rapporteringsverplichtingen, zowel prudentieel als niet-prudentieel, onder druk van de toezichthouders blijven toenemen, ter illustratie, in 2008 waren er 12 richtlijnen voor ondernemingen, vandaag zijn dat er meer dan 70. Solvency II, het Europese raamwerk dat sinds 2016 geldt voor verzekeraars en herverzekeraars, met als doel hun financiële gezondheid te waarborgen, bestaat uit meer dan 700 rapporteringstemplates. Het is op zich al een huzarenstukje voor de ondernemingen om die keer op keer in te vullen. De geplande herziening ervan zal de zaken alleen maar ingewikkelder maken. Ondanks de Omnibusverordening komt daar nog een duurzaamheidsrapport bij. Alsof dat nog niet volstaat, introduceert de ECB een waslijst aan nieuwe rapporteringstemplates waarvoor de data veelal niet beschikbaar zijn in de systemen. Uit niets blijkt dat de drang naar bijkomende reglementering en rapportering wordt afgeremd. Integendeel, de vele wijzigingen en toevoegingen dreigen opnieuw aanzienlijke implementatiemoeilijkheden te veroorzaken aangezien de volledige rapporteringsketting moet worden aangepast.
De kosten die hiermee gepaard gaan zijn dan ook gigantisch. In de eerste plaats zijn er de kosten van de implementatie van nieuwe regels. Wanneer ondernemingen niet over voldoende interne expertise beschikken, moeten zij vaak een beroep doen op externe consultants om de implementatie te begeleiden. Daarnaast vergt nieuwe wetgeving aanzienlijke investeringen in tijd en middelen om IT-processen aan te passen.
Eenmaal geïmplementeerd moeten de nieuwe regels ook opgevolgd worden door compliance en riskmanagement, waarvan de personeelsbezetting de afgelopen jaren meer dan verdubbeld is. In België vereist de toezichthouder bovendien dat vrijwel alle rapporten geauditeerd worden. Een dure controle waarvan de kosten uiteindelijk worden doorgerekend aan de consument.
Tot slot leiden sommige regels ertoe dat bijkomende solvabiliteitsmarges moeten worden aangelegd, wat opnieuw een zware financiële impact heeft.
Naast de zware pakketten inzake duurzaamheids- en solvabiliteitsreglementering zijn verzekeraars de afgelopen jaren ook geconfronteerd met de bijzonder ingrijpende DORA-reglementering, de Europese reglementering die financiële instellingen verplicht om hun digitale systemen beter te beschermen tegen cyberaanvallen en IT-storingen. Hoewel niemand het belang betwist van een veilige digitale omgeving waarin ondernemingen bestand zijn tegen externe bedreigingen, komt dit dossier bovenop de hoge stapel verplichtingen die dringend moeten ingevoerd worden.
Aangezien de nieuwe regels altijd dwingend zijn en binnen korte termijnen moeten worden geïmplementeerd, zijn verzekeraars genoodzaakt hun IT-diensten voortdurend te heroriënteren op deze aanpassingen. Dit gaat ten koste van andere IT-projecten die gericht zijn op de verbetering van de dienstverlening aan klanten. Zo blijven tal van waardevolle digitaliseringsprojecten - die het leven van de consument aanzienlijk zouden kunnen vergemakkelijken - voorlopig op de plank liggen.
Bij de omzetting van deze vele Europese regels blijkt België dan nog eens steevast tot de koplopers te behoren op het vlak van ‘gold plating'. Bij vrijwel elke Europese implementatie voegen toezichthouders of andere overheden bijkomende regels toe. Hoewel in de regeringsverklaringen te lezen staat dat men hiermee komaf wil maken, is daar in de praktijk weinig van te merken.
Moeten we dan pessimistisch zijn over de slaagkansen van de nieuwe Europese ambities? Nog niet. Maar de klok tikt door. Dit is een unieke kans om eindelijk verder werk te maken van een écht geïntegreerde concurrentiële Europese markt met minder maar betere regelgeving en efficiënte rapporteringsverplichtingen. Als we willen dat onze ondernemingen slagkrachtig kunnen blijven en hun middelen in de eerste plaats kunnen inzetten ten behoeve van de consument, dan mogen ’we het momentum absoluut niet laten voorbijgaan.
De verzekeringssector is alvast klaar om zijn verantwoordelijkheid op te nemen en actief bij te dragen aan dit project!