Kosten voor aanvullende pensioenproducten blijven stabiel!
In een nieuw rapport gepubliceerd op 20 januari 2025 geeft de FSMA een update van haar eerste onderzoek met betrekking tot de kosten binnen de tweede en derde pijler, maar ditmaal op basis van cijfers van het boekjaar 2022.
Twee soorten kosten worden onder de loep genomen: enerzijds de instapkosten en anderzijds de lopende kosten. De instapkosten zijn de kosten die worden aangerekend op de bijdrage, terwijl de lopende kosten de kosten zijn die worden onttrokken aan de voorzieningen die binnen de verzekeringsovereenkomsten opgebouwd zijn. Een vergelijking tussen de cijfers uit 2020 (vorig rapport) en 2022 (huidig rapport) toont aan dat het kostenpeil in deze periode over het algemeen stabiel is gebleven. In de tweede pijler laten de producten op basis van tak 23 echter wel een lichte stijging van zowel de gemiddelde instapkost (1.87% vs. 1.98%) als de gemiddelde lopende kosten (1.85% vs. 2.02%) noteren.
Diverse regelgeving zorgt er voor dat verzekeringsondernemingen verplicht zijn om producten aan te bieden waarbij de consument voldoende waar voor zijn geld ('value for money') krijgt. Vanuit de optiek van deze regelgeving is de FSMA dan ook gestart met het controleren van de verzekeringsondernemingen die de duurste pensioenproducten aanbieden. Belangrijk is dan om na te gaan in hoeverre de aangerekende kosten een impact hebben op het rendement van het product. Een product met hoge kosten kan een interessante investering zijn voor zover er tegenover die hoge kosten ook een hoog rendement staat en de aangeslotene dus effectief meerwaarde heeft voor deze hogere kost.
Uit de controles die FSMA heeft gevoerd bij verzekeraars die verzekeringsproducten tak 23 met de hoogste kosten aanbieden blijkt echter dat hoge kosten niet gegarandeerd zorgen voor hogere nettorendementen. Wanneer de FSMA vaststelt dat de kost niet voldoende in lijn ligt met het effectief behaalde nettorendement concludeert zij dat de ‘value for money’ niet afdoende gewaarborgd wordt, en vraagt zij de verzekeraar maatregelen te nemen. Op deze manier werden tot op vandaag reeds een tiental producten aangepast: sommige fondsen werden gestopt, andere fondsen ondergingen een verlaging van de kosten. Door deze maatregelen zijn de jaarlijkse kosten ondertussen gemiddeld gedaald met 0,27% wat gemiddeld gezien leidt tot een toename van het pensioenkapitaal met zo’n 5%.
De FSMA zal deze controles ook in de toekomst blijven doorvoeren. Voor het boekjaar 2024 zal normaliter een nieuwe bevraging naar de pensioeninstellingen uitgestuurd worden in april 2025 om de cijfers aan te leveren tegen eind juni. Daarnaast ontwikkelde zij reeds in 2024 een kostentool die het voor de consument mogelijk moet maken een inschatting te kunnen maken van de impact van de verschillende kostentypes op zijn pensioenopbouw, en dewelke vanaf 2026 ook verder zal uitgebreid worden wanneer het ‘KB Kosten’, dat regels omschrijft omtrent een uniforme en herkenbare weergave van kosten, in werking zal treden.